Collectieve tijden
Na de wederopbouw (1945 – ca. 1965) vond er een omslag plaats in de wereld van de architectuur. Deze omslag kwam voort uit de toegenomen welvaart en de afgenomen woningnood. De architecten uit die tijd konden zich richten op andere zaken, zoals comfort en kwaliteit. Ze zetten hun zinnen op collectieve architectuur, bijvoorbeeld gebouwen met gedeelde voorzieningen. Gebouwen die nu als iconisch beschouwd kunnen worden, herrezen. Denk dan bijvoorbeeld aan de Weesperflat en de Drie Hoven van Herman Hertzberger (1932), het Hubertushuis van Aldo van Eyck (1918-1999), Pentagon van Theo Bosch (1940-1994) en Plan van Gool van Frans van Gool (1922-2015). Het nieuwe bouwideaal had een innovatieve aard, zo lag voor de Drie Hoven de nadruk op ‘de ontmoeting’ en werden bewoners nauw betrokken bij het bouwproces van het Bickerseiland.
Ruim vijftig jaar later is collectieve architectuur weer ‘hot’. Helemaal in Amsterdam, waar compacte woningen met gedeelde voorzieningen soms dé oplossing bieden voor de huidige woningnood. De stad verdicht en verduurzaamt, en de gespannen huizenmarkt zorgt voor hoogoplopende prijzen – collectieve architectuur kan een manier zijn het wonen betaalbaar te houden. Bovendien wonen steeds meer Amsterdammers niet-traditioneel en de ‘ouderwetse’ gezinswoningen passen hier niet bij. Nieuwe concepten zoals ‘friends-wonen’ en collectief opdrachtgeverschap rukken op. Of er daadwerkelijk -net als toen- vernieuwende architectuur en iconische gebouwen verrijzen, zal de tijd leren.
Uit: Erfgoed van de Week 2019 week 2 – Collectieve tijden