Foto: Paul Nieuwenhuizen

Klooster

Gemaakt door: Monumenten en Archeologie

Amsterdam heeft een rijk religieus verleden, dat onder meer zichtbaar is door de vele religieuze gebouwen die verspreid zijn over de stad. Tijd om eens een blik te werpen op de geschiedenis van de Amsterdamse kloosters.
Kloosterleven in de middeleeuwen
Hoewel de oorsprong van het klooster in de derde eeuw na Christus ligt, werd in Amsterdam het eerste klooster pas in 1389 gesticht. In de 14de en 15de eeuw was Amsterdam één van de meest bezochte pelgrimssteden van Europa en werden er veel kloosters gesticht in de stad. Hier woonde een gemeenschap van mannen of vrouwen die zich uit de wereld had teruggetrokken om een godsdienstig leven te leiden. Zij waren verenigd in een bepaalde orde, zoals franciscanen, dominicanen of benedictijnen. Elk klooster had een eigen gebied en bestond onder meer uit een kerk of kapel, kloostervertrekken zoals de refter (eetzaal), slaapzalen, een ziekenzaal, keukens, een bakkerij en een brouwerij. Op het binnenterrein waren een kerkhof, moes- en/of kruidentuinen, bleekvelden, schuren en stallen gesitueerd. In vrouwenkloosters was ook een patershuis – hier woonde de pater die verbonden was aan het klooster, omdat nonnen niet zelf de mis mochten ‘celebreren’. Aan het bloeiende kloosterleven in Amsterdam leek een eind te komen toen in 1578 de Alteratie plaatsvond. De katholieke burgemeester van de stad werd afgezet door de hervormingsgezinde burgerij en de Amsterdamse kloosters werden één voor één opgeheven.
Na de Alteratie
Pas aan het eind van de 18de eeuw mochten katholieken weer openlijk hun geloof belijden. Hoewel voor die tijd huis- of schuilkerken wel werden gedoogd in Amsterdam, werd in 1796 de eerste katholieke kerk aan de ‘openbare weg’ sinds de Alteratie ingezegend. Het betrof de St. Willibrordus binnen de Veste, die gebouwd werd ter vervanging van de schuilkerk ‘Het Vrededuifje’. Ondanks dat de vrijheid van godsdienst was opgenomen in de grondwet van 1798, was er in de Napoleontische tijd en daarna onder koning Willem I een restrictief beleid ten aanzien van kloosters. Kloosters mochten alleen blijven bestaan als hun leden geen plechtige geloften aflegden en zich aan zaken als armenzorg en verpleging wijdden. In 1848 werd in de nieuwe grondwet vrijheid van vereniging vastgelegd, en daarmee konden er nieuwe kloosters gesticht worden door leden van de ‘geestelijke verenigingen’. Dat was het startsein voor orden en congregaties om nieuwe kloosters te stichten. Kloosters werden tot het begin van de 20ste eeuw vaak gebouwd in neogotische stijl. Dit omdat de gotiek werd gezien als een bij uitstek katholieke bouwstijl – deze stijl stamde immers uit de tijd van voor de Reformatie, toen er nog geen kerksplitsing was.
Naoorlogse enclaves
Ook na de Tweede Wereldoorlog werden er nog nieuwe kloosters gebouwd, hoewel het aantal kloosterlingen vanaf die tijd wel afnam. Vaak waren deze nieuwe kloosters onderdeel van een complex, bestaande uit bijvoorbeeld een school of internaat, bejaardenhuis, ziekenhuis of sanatorium. In Amsterdam zijn in de naoorlogse wijken diverse rooms-katholieke ‘enclaves’ gebouwd, zoals de St. Josephkerk in Bos en Lommer. Hier werd in het begin van de jaren ’50 gebouwd, met daarbij drie scholen, bejaardenwoningen en een klooster met sacristie. Toen de parochie werd opgeheven, verhuisden de broeders naar Slotervaart, naar wat nu Stadsklooster La Verna heet. Kloosters bestaan dus nog steeds! En het zal je misschien verbazen, maar er komen zelfs nog nieuwe bij: in de Kleiburgflat in de Bijlmer is in 2015 het Kleiklooster geopend. Door deze ‘kloosterlingen’ wordt zelfs eigen bier gebrouwen, net als de monniken van vroeger deden. Amsterdams rijke religieus verleden leeft voort!
Uit: Erfgoed van de Week 2018 week 47 – Amsterdams bloeiende kloosterleven